Contact|

De Rougon-Macquart

J’accuse: de redding van Dreyfus en de geboorte van de intellectueel

De rechtszaak tegen Zola

Zola werd gedagvaard voor de regel in J’accuse waarin hij zei dat Estherhazy vrijgesproken was, terwijl de rechtbank op de hoogte was van zijn schuld. In deze rechtszaak, die binnen een maand na de publicatie van J’accuse plaatsvond, kreeg Zola de kans om voor een publiek en in aanwezigheid van de pers zijn argumenten uiteen te zetten, wat ook zijn bedoeling was met het artikel. Dit was namelijk de eerste rechtszaak rond de Dreyfus-affaire die het leger niet achter gesloten deuren kon houden. Na twee weken rechtszaak, bedreigingen richting Zola en alle Joden en veel media-aandacht, werd Zola schuldig bevonden. Hij kreeg een geldboete en een gevangenisstraf opgelegd, die hij ontweek door voor een jaar naar Engeland te vluchten. De grootste winst voor Zola en de Dreyfusards zat in het feit dat de generaal het document met geheimen noemde, dat daarvoor geheel onbekend was gebleven voor de buitenwereld. Hiermee sprak de generaal zijn mond voorbij, omdat de Dreyfusards nu een concreet document kenden dat zij konden opeisen om in te zien. Een document dat later overduidelijk vervalst zou blijken te zijn; het document bestond zelfs uit diverse soorten papier. In 1899, toen Esterhazy reeds had bekend de oorspronkelijk gevonden geheimen geschreven te hebben, kreeg Dreyfus een nieuwe rechtszaak. En toen werd Dreyfus voor de ogen van de hele Westerse wereld, die de Dreyfus-zaak inmiddels aandachtig volgde, weer schuldig bevonden! Vlot daarna werd deze tweede dwaling alsnog verzacht door een opmerkelijk aanbod aan Dreyfus: hij moest schuld bekennen en dan zou hij een pardon krijgen. Dreyfus was uitgeput van zijn gevangenschap en alle ellende die daarop volgde in de rechtszaak in Rennes; hij accepteerde het aanbod. Pas onder een nieuwe president werd Dreyfus vrijgesproken en in 1906 werd hij weer toegelaten tot het Franse leger. De samenzweerders die Estherhazy de hand boven het hoofd hielden, werden nooit vervolgd.

Het mysterie van de dood van Zola

Zola overleed in 1902 en maakte de uiteindelijke rechtzetting van de hele affaire niet mee. Dreyfus zelf was aanwezig bij de begrafenis van Zola in Parijs. De krant Libération publiceerde in 1953 een verhaal onder de titel “Zola, a-t-il été assassiné?” (Is Zola vermoord?). Jean Bedel onthult daarin het verhaal van Pierre Hacquin, die Henri Buronfosse gesproken zou hebben tijdens een treinreis. Buronfosse biechtte in dit gesprek op dat hij als schoorsteenveger de schoorsteen van Zola had geblokkeerd, toen hij aan het werk was bij een van de buren van Zola. Na het overlijden van Zola zou hij ook de schoorsteen weer vrijgemaakt hebben, zonder gezien te worden. Dit hele verhaal stuurde Hacquin op zijn sterfbed per brief naar de Libération.

Voor de honderste verjaardag van de open brief van Zola heeft Donald Wilkes Jr. een artikel gepubliceerd in Flagpole Magazine, waarin hij J’accuse “the greatest newspaper article in history” noemt.

Dat Frankrijk zelf vele jaren later nog niet helemaal over de Dreyfus-affaire heen is gekomen, blijkt wel uit de mislukte poging van president Mitterand in 1985 om een beeld van Dreyfus op te laten richten bij het École militaire. De reden van de afwijzing van het idee was dat het beeld voor het Franse leger een herinnering aan verdeeldheid en vernedering zou zijn.

Paul Stoffer, Msc.